De spreker reflecteert op de eenzaamheid en het verlangen ervaren terwijl hij probeert een glimp van een ongrijpbare man te vangen, vaak rond zijn grote huis rondcirkelen in de hoop op een verbinding. Dit achtervolging leidt tot gevoelens van wanhoop terwijl ze zich herinnert dat ze stond voor de imposante deur versierd met een gemummificeerde krokodil en zittend in de nabijgelegen woestijn, omringd door levenloos landschap. De gesloten ramen en afwezigheid van leven creëren een sfeer van verdriet en verlangen.
Haar gedachten wenden zich tot het idee van een grootvader die onzichtbaar en ongenaakbaar blijft, die in zichzelf leeft. Dit roept vragen op over de aard van hun relatie en de ontkoppeling die aanhoudt, wat de vreemdheid benadrukt van het hebben van familieleden die fysiek aanwezig zijn en toch emotioneel afstandelijk. De beelden roept een gevoel van verlies op en een verlangen naar erkenning die onvervuld blijft.