En het blijkt steeds opnieuw dat levende dingen een zelforganiserende kwaliteit lijken te hebben. Eiwitten vouwen. Enzymen interageren. Cellen regelen zichzelf om organen te vormen en de organen regelen zichzelf om een samenhangend individu te vormen. Individuen organiseren zichzelf om een bevolking te maken. En populaties organiseren zichzelf om een coherente biosfeer te maken. Uit complexiteitstheorie beginnen we een idee te hebben van hoe deze zelforganisatie kan gebeuren en wat het betekent. En het impliceert een grote verandering in hoe we evolutie bekijken.
(And it turns out, again and again, that living things seem to have a self-organizing quality. Proteins fold. Enzymes interact. Cells arrange themselves to form organs and the organs arrange themselves to form a coherent individual. Individuals organize themselves to make a population. And populations organize themselves to make a coherent biosphere. From complexity theory, we're starting to have a sense of how this self-organization may happen, and what it means. And it implies a major change in how we view evolution.)
Het concept van zelforganisatie in levende systemen is duidelijk in verschillende biologische processen. Eiwitten vouwen van nature in specifieke vormen, enzymen werken samen door interacties en cellen coördineren om complexe organen te vormen. Deze organisatie is niet willekeurig; Het weerspiegelt een patroon dat zich uitstrekt van individuele organismen tot populaties en uiteindelijk tot hele ecosystemen, wat suggereert dat een diepere onderlinge verbondenheid in de complexiteit van het leven.
Recente inzichten uit de complexiteitstheorie bieden een kader voor het begrijpen van dit zelforganiserende principe, waardoor de traditionele opvattingen over evolutie worden uitdagen. In plaats van evolutie als alleen een lineair proces te zien, lijkt het nu ingewikkelde relaties en organisatiepatronen te omvatten die bijdragen aan de opkomst van biologische diversiteit en samenhang in de biosfeer.