Nu herinnert dat kind me aan iets dat onze wijzen hebben onderwezen. Wanneer een baby de wereld binnenkomt, zijn de handen gebald, toch? Zoals dit? Hij heeft een vuist gemaakt. Waarom? Omdat een baby, die niet beter weet, alles wil pakken, om te zeggen: 'de hele wereld is de mijne.' Maar als een oude persoon sterft, hoe doet hij dat dan? Met zijn handen open. Waarom? Omdat hij de les heeft geleerd. Welke les? Vroeg ik. Hij strekte zijn lege vingers uit. We kunnen niets meenemen.
(Now that child reminds me of something our sages taught. When a baby comes into the world, it's hands are clenched, right? Like this?He made a fist.Why? Because a baby, not knowing any better, wants to grab everything, to say 'The whole world is mine.'But when an old person dies, how does he do so? With his hands open. Why? Because he has learned the lesson.What lesson? I asked.He stretched open his empty fingers.We can take nothing with us.)
Het citaat van "Dinsdagen met Morrie" reflecteert op de contrasterende manieren waarop mensen leven en dood benaderen. Het begint door op te merken dat een pasgeborene arriveert met gebalde vuisten, een instinctief verlangen om de wereld te grijpen en alles erin te bezitten. Deze beelden benadrukt de onschuld en ambitie van de jeugd, waar alles haalbaar aanvoelt en vaak als een persoonlijk recht wordt gezien.
Daarentegen beschrijft de passage hoe een oudere persoon het leven verlaat met open handen en betekent dat de wijsheid in de loop der jaren is gewonnen. Deze openheid vertegenwoordigt een diepgaand begrip dat materiële bezittingen en aardse verlangens na de dood geen waarde hebben. De geleerde les is dat men niets uit dit leven kan nemen en het belang van relaties, ervaringen en de vluchtige aard van het leven zelf benadrukt.