Het citaat reflecteert op het idee dat het onaardige gedrag van mensen vaak voortkomt uit gevoelens van onzekerheid en bedreiging. In een samenleving waar individuen de druk van economische instabiliteit voelen, kunnen zelfs degenen met banen zich kwetsbaar voelen en zich zorgen maken over het verliezen van hun posities. Deze constante angst kan leiden tot een egocentrische mentaliteit waarbij mensen prioriteit geven aan persoonlijk gewin boven compassie voor anderen.
De verklaring bekritiseert ook de bredere culturele context, wat suggereert dat het nastreven van rijkdom een dominante waarde wordt en meer humane kwaliteiten overschaduwt. Naarmate individuen meer bezig zijn met hun financiële zekerheid, kunnen ze het belang van gemeenschap en vriendelijkheid verwaarlozen, waardoor een cyclus van gemeenheid wordt voortgezet gedreven door angst en concurrentie.