Zeggen dat je God niet kent of om God geeft, is hetzelfde als zeggen dat je gelooft dat Hij niet bestaat, want als je ook maar enige hoop had dat Hij bestond, zou het je heel veel kunnen schelen.
(saying you don't know or care about God is the same as saying you believe he doesn't exist, because if you had even a hope that he existed, you would care very much.)
Het citaat suggereert dat iemands onverschilligheid tegenover God een dieper geloof weerspiegelt in Zijn niet-bestaan. Als iemand werkelijk geloofde of zelfs maar hoopte dat God bestond, zou dat uiteraard een sterke emotionele reactie en nieuwsgierigheid naar Hem uitlokken. Onverschilligheid impliceert een gebrek aan aandacht voor de mogelijkheid van een goddelijke invloed of aanwezigheid in het leven.
Dit perspectief zet aan tot reflectie over de aard van geloof en spiritualiteit. Het daagt individuen uit om hun gevoelens over God onder ogen te zien en te erkennen dat hun houding, of deze nu apathisch of betrokken is, hun oprechte kijk op het geloof onthult. Door het idee van God te verwerpen of te verwaarlozen, zou men onbedoeld een geloof in atheïsme kunnen bevestigen.
