Toen ze terugkwam, greep ze een yoghurtbeker vast die iemand in de buurt van onze zijstrook van tuin had gegooid. Plastic fietst niet. Ze haalde haar jas op. Rechts? We recyclen het, maar het kan niets op zichzelf doen, en het enige dat het ooit kan doen is zichzelf weer zijn. Het is het ergste soort reïncarnatie. Armzalig! Dat is zo zwak! En het is overal! riep ze en ging naar de badkamer om water op haar gezicht te spatten.
(When she came back inside, she was gripping a yogurt cup someone had thrown near our side strip of garden. Plastic doesn't cycle. She shrugged off her coat. Right? We recycle it, but it can't do anything on its own, and all it can ever do is be itself again. It is the worst kind of reincarnation. Lame! That is so lame! And it's everywhere! she cried, going to the bathroom to splash water on her face.)
Het personage reflecteert op de aanhoudende kwestie van plastic afval terwijl ze een yoghurtbeker ontdekt die in de tuin is weggegooid. Ondanks pogingen om te recyclen, erkent ze dat plastic alleen kan terugkeren naar zijn oorspronkelijke vorm, en de beperkingen en tekortkomingen van recyclingpraktijken benadrukt. Haar realisatie wijst op een gevoel van frustratie over milieuproblemen en de schijnbaar zinloze pogingen om ze aan te pakken.
Terwijl ze worstelt met deze gedachten, wordt haar emotionele reactie intensiveerd. Ze voelt zich overweldigd door de alomtegenwoordige aanwezigheid van plastic afval, die ze 'lame' acht. Dit moment dient als een aangrijpend commentaar op de bredere implicaties van consumentisme en afval, ter illustratie van een diepgewortelde zorg voor het milieu en de impact van menselijke acties op de planeet.