Het citaat weerspiegelt de alomtegenwoordige aard van de tijd in onze taal en levens, waarbij verschillende uitdrukkingen worden benadrukt die het belang ervan benadrukken. Tijd is iets dat we constant beheren, of we punctueel zijn, wachten op een evenement of proberen momenten voor onszelf te vinden. Elke zin legt een andere relatie vast die we met de tijd hebben, wat suggereert dat het een fundamenteel aspect van menselijke ervaring is.
Interessant is dat het citaat verwijst op een moment dat de mensheid niet bezig was met het meten van tijd, wat onthulde hoe ons begrip en ervaring ervan zijn geëvolueerd. In het verleden leefden mensen meer op dit moment, zonder de druk van klokken en schema's. Dit contrast roept intrigerende vragen op over de impact van tijdwaarneming op ons leven en hoe het onze percepties en interacties vormt.