Als jong kind wilde ik schrijver worden omdat schrijvers rijk en beroemd waren. Ze loungen rond Singapore en Rangoon roken opium in een geel pongee zijden pak. Ze snoof cocaïne in Mayfair en ze drongen door verboden moerassen met een trouwe inheemse jongen en woonden in de inheemse wijk van tanger rokende hasj en streelde loom een huisdier gazelle.
(As a young child I wanted to be a writer because writers were rich and famous. They lounged around Singapore and Rangoon smoking opium in a yellow pongee silk suit. They sniffed cocaine in Mayfair and they penetrated forbidden swamps with a faithful native boy and lived in the native quarter of Tangier smoking hashish and languidly caressing a pet gazelle.)
Als kind, de allure van het worden van een schrijver die me boeide, gedreven door de perceptie dat schrijvers glamoureuze levens hebben geleefd gevuld met rijkdom en roem. Ik stelde me voor dat ze op exotische locaties zoals Singapore en Rangoon woonden, zich overgevend aan opium terwijl ze in luxueuze zijden pakken versierd. Het beeld schilderde een levensstijl van decadentie en avontuur, die activiteiten aangaan die spannend verboden voelden.
Dit geromantiseerde beeld breidde zich uit tot scènes in Mayfair en Tanger, waar schrijvers werden afgebeeld als gedurfde figuren die deelnamen aan stoffen zoals cocaïne en hasj, het verkennen van onbekende gebieden en het vormen van diepe verbindingen met de lokale cultuur. De fantasie van het leven van een schrijver ging niet alleen over de schepping, maar ook over het leven van een leven rijk aan ervaringen en het gezelschap van unieke metgezellen, wat bijdraagt aan een verleidelijke visie op artistiek bestaan.