Het gedicht weerspiegelt een wanhopige oproep van de uilen in St. Aegolius naar de vleermuizen, wat een beroep doet op verlichting van hun innerlijke onrust. De uilen willen dat de vleermuizen komen en zich voeden met hun donkere emoties, met behulp van krachtige beelden van tanden en bloed om hun verlangen naar rust te benadrukken. Dit pleidooi bevat hun lijden en de noodzaak van uitstel van hun verontrustende gedachten.
De uitnodiging van de uilen betekent een verlangen om hun chaotische gevoelens te kalmeren en de vrede in zichzelf te herstellen. Ze zoeken troost van de vleermuizen, in de hoop dat de daad van voeding hun angsten zal kalmeren en een gevoel van kalmte zal brengen. Het gedicht legt prachtig de met elkaar verweven relaties in de natuur vast, waar de pijn van het ene wezen kan leiden tot de voeding van een ander.