Over het algemeen was het gemiddelde leven van een soort vier miljoen jaar. In het geval van zoogdieren werd het teruggebracht tot een miljoen jaar. Na die tijd verdween de soort.
(In general, the average life of a species was four million years. In the case of mammals it was reduced to one million years. After that time the species disappeared.)
In de werken van Michael Crichton bespreekt hij de gemiddelde levensduur van een soort en merkt hij op dat het meestal ongeveer vier miljoen jaar uitstrekt. Dit tijdsbestek weerspiegelt de natuurlijke cycli van evolutie en uitsterven over geologische periodes. Dit gemiddelde wordt echter aanzienlijk verkort voor zoogdieren, die de neiging hebben om slechts ongeveer een miljoen jaar te duren voordat ze uitsterven.
Deze observatie onderstreept de kwetsbaarheid van zoogdiersoorten in de context van de biodiversiteit van de aarde. Het snelle tempo van uitsterven onder zoogdieren benadrukt de impact van veranderingen in het milieu en de evolutionaire druk. Crichton's verkenning van deze concepten dient als een herinnering aan de uitdagingen die soorten worden geconfronteerd bij het aanpassen aan hun omgeving.