Alles wat we doen betekent iets, besefte Ender. Ze lachen. Ik lach niet. Hij speelde met het idee om te proberen net als de andere jongens te zijn. Maar hij kon geen grappen bedenken, en geen enkele leek grappig. Waar hun gelach ook vandaan kwam, Ender kon zo'n plek in zichzelf niet vinden.
(Everything we do means something, Ender realized. Them laughing. Me not laughing. He toyed with the idea of trying to be like the other boys. But he couldn't think of any jokes, and none of theirs seemed funny. Wherever their laughter came from, Ender couldn't find such a place in himself.)
In "Ender's Game" komt de hoofdpersoon, Ender Wiggin, tot een belangrijk besef van de betekenis achter sociale interacties. Hij observeert het gelach van andere jongens en voelt zich er niet mee verbonden. Hoewel ze vreugde en humor lijken te vinden in hun ervaringen, heeft Ender moeite om zich te verhouden, omdat hij zich niet op zijn plaats voelt en niet in staat is om mee te doen. Dit benadrukt zijn unieke perspectief, waardoor hij zich onderscheidt van zijn leeftijdsgenoten.
Ender overweegt zich te conformeren aan de normen van zijn leeftijdsgenoten en overweegt te doen alsof hij hun gevoel voor humor deelt. Hij merkt echter dat hij niet in staat is grappen te maken of dezelfde vreugde te voelen als anderen. Dit interne conflict benadrukt zijn individualiteit en de last van zijn isolement, omdat hij niet in staat is zich met anderen te verbinden, ondanks zijn verlangen om erbij te horen.