De auteur uitte zich zorgen over individuen die een spiritueel leven missen, wat suggereert dat een dergelijke staat oppervlakkig en onvervuld kan aanvoelen. Ze maakt gebruik van een metafoor, die een leven van spirituele diepte vergelijkt met karton, wat duidt op een grimmige afwezigheid van rijkdom en substantie. Deze reflectie onderstreept haar overtuiging dat een spirituele dimensie essentieel is voor een zinvol bestaan.
Bovendien verwoordt ze een verlangen naar een diepere waarheid of kracht, waarbij ze haar verlangen naar iets groters dan zij herkent. Dit verlangen verwijst naar een zoektocht naar verbinding, mogelijk met een goddelijke aanwezigheid, die ze voorlopig identificeert als God. Haar gedachten onthullen een diepgaande waardering voor de spirituele aspecten van het leven, en benadrukt hun belang bij het vinden van tevredenheid en diepte.