Deze passage weerspiegelt het diepe begrip van het doel van het beschreven individu. In plaats van geplaagd te worden door existentiële vragen, vindt hij duidelijkheid in zijn rol in het leven. Zijn missie draait om het geven aan anderen, het vieren van het goddelijke en het waarderen van de wereld om hem heen. Dit gevoel van doel brengt hem vrede en vervulling, begeleidt zijn acties en gedachten.
Bovendien benadrukken zijn ochtendgebeden een diepe dankbaarheid voor het leven zelf. Door elke dag dankbaarheid voor het herstel van zijn ziel te uiten, onderstreept hij de waarde die hij plaatst op het bestaan en de kansen die het biedt. Deze houding bevordert een spirituele verbinding en een toewijding om zinvol te leven.