Ik liep langzaam de trap af, de zachte manier waarop een milkweedzaad soms naar de aarde draait. Ik wilde tijd voor elke vage gedachte die er rekening mee zou komen dat de geest zou willen. Er kwamen geen nieuwe, maar het tempo leek een meditatieve kronkeling, en wat ik kronkelde was als garen op een langwerpige streng, die zachtjes een rustig centrum omhouwde.
(I spiraled slowly down the steps, the soft way a milkweed seed sometimes twirls to earth. I wanted time for any vague thought to come to mind that mind should want. No new ones came, but the pace seemed a meditative winding, and what I was winding was like yarn on an oblong skein, softly enfolding a quiet center that was myself.)
De verteller beschrijft een geleidelijke afdaling door de trap en vergelijkt deze met de zachte val van een melkzwaaier. Deze beelden roept een gevoel van kalmte en contemplatie op en benadrukt een verlangen naar introspectie. Het langzame tempo zorgt voor reflectie, waardoor alle aanhoudende gedachten uitnodigen, zelfs als er op dat moment geen enkele materialiseert.
De handeling van het afsluiten wordt vergeleken met het wikkelen van garen rond een streng, het symbool van het omhullen van het zelf. Het suggereert een koestering van iemands innerlijke stilte, die een intieme band met persoonlijke rust benadrukt. Over het algemeen weerspiegelt de passage een meditatieve reis naar binnen, waar de focus ligt op de essentie van het zelf.