Ik vraag me af dat religie kan leven of sterven op kracht van een vage, roerende bries. De geurpad verschuift, waardoor het roofdier de pounce mist. Eén God trekt in de adem van het leven en stijgt; een andere God verloopt.
(I wonder that religion can live or die on the strength of a faint, stirring breeze. The scent trail shifts, causing the predator to miss the pounce. One god draws in the breath of life and rises; another god expires.)
De passage reflecteert op de kwetsbaarheid van geloof en de delicate aard van religieus geloof. Het suggereert dat religie kan gedijen of afnemen op basis van subtiele invloeden, net zoals hoe een zwakke bries het verloop van de achtervolging van een roofdier kan veranderen. Deze metafoor houdt in dat de grondslagen van geloof niet altijd solide zijn en externe factoren gemakkelijk de veroordelingen van aanhangers kunnen beïnvloeden.
Bovendien symboliseert de beelden van de ene God die vitaliteit wint, terwijl een andere weg vervaagt het steeds veranderende landschap van spiritualiteit. Het benadrukt de dynamische rivaliteit tussen goden en geloofssystemen, wat suggereert dat geloof tijdelijk kan zijn als de waarden en percepties van de samenleving in de loop van de tijd verschuiven.