C.S. Lewis reflecteert op de aard van vriendschap in zijn werk, wat suggereert dat ware vriendschappen kunnen worden gezien als een vorm van opstand tegen autoriteit. Hij beweert dat echte vriendschappen een band creëren die de controle kan uitdagen die wordt opgelegd door degenen die aan de macht zijn. Lewis gelooft dat autoriteit de neiging heeft om vriendschap ongunstig te zien omdat het een bedreiging voor hun invloed op individuen kan vormen, omdat vrienden elkaar vaak ondersteunen en beschermen buiten het bereik van hiërarchische structuren.
In een samenleving waar gezelschap vriendschap vervangt, kunnen de risico's die verband houden met tirannie afnemen, maar dit brengt aanzienlijke prijs. Lewis waarschuwt dat het elimineren van diepe, zinvolle relaties mensen zou ontdoen van een van hun sterkste verdedigingen tegen onderdrukking. Hij stelt dat de essentie van vriendschap van vitaal belang is in het handhaven van menselijke waardigheid en autonomie, wat impliceert dat het bevorderen van echte verbindingen cruciaal is voor het weerstaan van totalitarisme.