Van onze verleden leken we alles te weten wat we moesten weten. Niets werd verborgen, en hoewel niets openlijk werd geopenbaard, was alles bekend. In schuldgevoel en in vergeving telden we onszelf gelijk aan, en altijd. De zon was zelf jaloers op ons.
(Of our pasts we seemed to know all we needed to know. Nothing was concealed, and though nothing was overtly revealed, all was known. In guilt and in forgiveness we counted ourselves equals, and always had. The sun himself envied us.)
Het citaat weerspiegelt een diep begrip van de complexiteit van menselijke emoties en relaties. Het suggereert dat hoewel de personages niet elk detail van hun verleden delen, er een onuitgesproken bewustzijn van elkaars leven bestaat. Deze transparantie, geboren uit gedeelde ervaringen van schuld en vergeving, legt een verbinding tot stand die typische sociale grenzen overstijgt.
De vermelding van de zon die hen benijdend voegt een poëtische laag toe, wat impliceert dat hun band zo diepgaand is dat zelfs de natuur zelf ontzag is. Het benadrukt dat hun gelijkheid in gedeelde worstelingen een sterke relatie mogelijk maakt, een die zowel intiem als reflectief krachtig is, waarbij de schoonheid en diepte van persoonlijke verbindingen worden gevormd door wederzijds begrip.