Oh, vreselijk gier van de aarde! Waaruit niet de machtigste walvis gratis is.
(Oh, horrible vultureism of earth! from which not the mightiest whale is free.)
In Herman Melville's "Moby Dick", de uitdrukking "Oh, vreselijk gier van de aarde!" drukt een diepe verontwaardiging uit naar de roofzuchtige aard van het leven en de meedogenloze uitbuiting van de natuurlijke wereld door de mensheid. Deze levendige beelden illustreert hoe zelfs de grootste en krachtigste wezens, zoals de walvis, niet zijn vrijgesteld van de gewelddadige en consumerende neigingen van het bestaan. De verwijzing naar gierenisme betekent een kritiek op hoe wezens op elkaar jagen en een cyclus van vernietiging onderstrepen die de aarde doordringt.
Dit sentiment resoneert door de roman, terwijl Melville de strijd van het individu onderzoekt tegen krachtige krachten die hun lot regeren. De walvis, een symbool van de grandeur van de natuur, wordt een slachtoffer van het onverzadigbare verlangen van de mensheid naar dominantie. Melville's weergave van deze natuurlijke strijd nodigt lezers uit om na te denken over de ethische implicaties van hun eigen acties, en benadrukt dat geen enkel wezen, ongeacht de grootte of kracht, volledig kan ontsnappen aan de morele complexiteiten en harde realiteiten van het bestaan.