In het verhaal reflecteert de hoofdrolspeler op haar ervaringen in een behandelingscentrum waar de patiënten voornamelijk tienermeisjes zijn, naast een paar jongens. Ze vergelijkt hen met tijgers, krachtige en elegante wezens die verwondingen hebben opgelopen door de uitdagingen van het leven, gesymboliseerd door doornen in hun poten. Deze levendige beelden legt hun gedeelde worstelingen vast en de hoop op genezing.
Onder hen voelt ze een diepe band met hun pijn, omdat haar eigen doorn de verlatenheid van haar moeder is. Dit persoonlijke trauma dient als een drijvende kracht in haar reis naar herstel. Elk personage belichaamt het idee dat hoewel ze gewond zijn geraakt, ze het potentieel behouden om hun kracht en schoonheid terug te vorderen.