De passage reflecteert op het verstrijken van de tijd en de vervagende herinneringen aan een gekoesterde relatie. De spreker geeft uit hoe, naarmate maanden en jaren voorbijgingen, hun herinneringen minder duidelijk werden, bijna alsof ze werden verzegeld in delicate lagen weefselpapier. Deze metafoor illustreert de kwetsbaarheid van het geheugen en hoe deze naarmate de tijd verstrijkt kan worden.
De spreker voelt een gevoel van verlangen terwijl ze zich realiseren dat hun verbinding met het verleden wegglijdt. De beelden van het kijken door een raam betekent een verlangen om die herinneringen opnieuw te bezoeken, maar de toenemende dekking vertegenwoordigt de onvermijdelijke afstand die de tijd creëert. Uiteindelijk erkennen ze dat het moment om opnieuw verbinding te maken is verstreken, wat de melancholie van verloren kansen en de bitterzoete aard van herinnering benadrukt.