Het citaat suggereert een diepgaand moreel principe met betrekking tot leven en dood. Het benadrukt dat degenen die het leven van anderen nemen, uiteindelijk zullen worden geconfronteerd met ernstige gevolgen en hun eigen leven in metaforische zin verliezen. De daad van doden leidt tot een cyclus van geweld, wat resulteert in wanhoop en uiteindelijk de dood voor de dader.
Het citaat benadrukt daarentegen de adel van het opoffering, met uitspraak dat iemand die zijn eigen leven opoffert voor anderen een vorm van onsterfelijkheid zal bereiken. Dit weerspiegelt thema's van onbaatzuchtigheid en het idee dat het ware leven komt van het geven van zichzelf voor het grotere goed. De combinatie van deze ideeën onderstreept het eeuwige conflict tussen het nemen van het leven en het weggeven, een centraal thema in het werk van Philip K. Dick.