Door gescheurde kleding verschijnen er grote ondeugden; Gewaden en bontjurken verbergen alles. Plaat zonde met goud en de sterke lans van rechtvaardigheid onschadelijke breekt. Arm het in vodden, een pigmy's rietje doorboort het.
(Through tattered clothes great vices do appear; Robes and furred gowns hide all. Plate sin with gold and the strong lance of justice hurtless breaks. Arm it in rags, a pigmy's straw does pierce it.)
In deze passage van King Lear suggereert Shakespeare dat uiterlijke verschijningen vaak het ware karakter en wangedrag verbergen. Rijkdom en status kunnen morele tekortkomingen verbergen, omdat degenen die goed gekleed zijn, kunnen worden afgeschermd tegen controle en oordeel. De kwetsbare en de armen zijn daarentegen gemakkelijk blootgesteld aan de harde realiteit van rechtvaardigheid, omdat hun gebrek aan bescherming hun schuld of tekortkomingen benadrukt.
De beelden van kleding dient als een krachtige metafoor voor de maatschappelijke neiging om de zonden van de machtigen over het hoofd te zien, terwijl ze gemakkelijk degenen veroordeelden die geen voorrechten hebben. In wezen bekritiseert Shakespeare de oppervlakkige evaluaties op basis van het uiterlijk, en benadrukt hoe gerechtigheid kan worden verdoezeld door rijkdom en status, terwijl de minder bedeelden onmiddellijke gevolgen hebben voor hun acties.