De passage roept een krachtig beeld op van een begraafplaats waar talloze graven eindeloos uitstrekken, waardoor de onvermijdelijkheid van de dood symboliseert. De grafstenen, vergeleken met handen die in overgave zijn opgeheven, weerspiegelen de finaliteit van het leven en de beëindiging van alle worstelingen. Deze stille stad vertegenwoordigt een collectieve rustplaats waar de divisies van het leven - zoals succes versus falen en goed versus verkeerd - zinloos worden gemaakt.
In dit rustige rijk worden de eerdere rollen van individuen vergeten, die alles in de dood verenigen, ondanks hun eerdere conflicten. Het benadrukt een diepgaande waarheid over sterfelijkheid: dat uiteindelijk alle wezens, ongeacht de keuzes van hun leven of morele klassement, vrede vinden in dezelfde grond. Dit thema resoneert diep en benadrukt het gedeelde lot van de mensheid.