In J.D. Salinger's "Franny and Zooey" ontstaat een discussie over de aard van artistieke inspiratie en de rol van het ego daarin. De spreker contrasteert sterk gerespecteerde figuren zoals Epictetus en Emily Dickinson met minder bewonderenswaardige voorbeelden, en benadrukt dat niemand echt wenst dat de creatieve instincten van een kunstenaar worden onderdrukt. In plaats daarvan gaat de essentie van creativiteit over het omarmen van die gevoelens in plaats van tegen hen te vechten.
Het citaat benadrukt een dubbele standaard als het gaat om het waarderen van kunstenaars versus degenen die als egoïstisch worden beschouwd. Hoewel je de turbulente emotionele drang van Dickinson kan vieren die haar poëzie voedt, is er een wens voor iemand als professor Tupper om een vermindering van zijn ego te ervaren. Dit onderstreept de complexiteit van de menselijke natuur, waarbij we de artistieke uitdrukking van sommigen waarderen terwijl we kritiek hebben op de arrogantie van anderen.