Wanneer dan elke man overeenkomt met dat wat onjuist is, wees er zeker van dat hij niet van plan was er als onwaar aan toe te stemmen, want elke ziel is ongewild beroofd van de waarheid, zoals Plato zegt; Maar de valsheid leek hem waar te zijn.
(When then any man assents to that which is false, be assured that he did not intend to assent to it as false, for every soul is unwillingly deprived of the truth, as Plato says; but the falsity seemed to him to be true.)
Het citaat reflecteert op de aard van geloof en waarheid, wat suggereert dat wanneer iemand een valsheid accepteert, het vaak niet is omdat hij een leugen wil onderschrijven. Integendeel, individuen willen over het algemeen de waarheid begrijpen en accepteren. Dit sluit aan bij het idee dat mensen niet inherent bedrieglijk zijn; Ze kunnen gewoon worden misleid in het beschouwen van leugens als waarheden.
Epictetus benadrukt het belang van bewustzijn en onderscheidingsvermogen bij het herkennen van de waarheid. Volgens hem komt de acceptatie van valse overtuigingen voort uit een niet -zien van de realiteit duidelijk. Het bevorderen van een toewijding aan het zoeken naar waarheid is dus essentieel om de valkuilen van valse instemming te voorkomen, omdat ons begrip van de wereld onze acties en overtuigingen vormt.