En vertel me niet dat God op mysterieuze manieren werkt, ging Yossarian verder, terwijl ze aan haar bezwaar liep. Er is niets zo mysterieus aan. Hij werkt helemaal niet. Hij speelt. Of anders is hij ons helemaal vergeten. Dat is het soort God waar jullie over praten - een plattelandsbumpkin, een onhandige, bungelende, hersenloze, verwaande, ongewenste hooizaad.
(And don't tell me God works in mysterious ways, Yossarian continued, hurtling on over her objection. There's nothing so mysterious about it. He's not working at all. He's playing. Or else He's forgotten all about us. That's the kind of God you people talk about - a country bumpkin, a clumsy, bungling, brainless, conceited, uncouth hayseed.)
In "Catch-22" drukt Yossarian zijn onvrede uit met het idee van een goddelijk plan en bekritiseert het idee dat God op mysterieuze manieren werkt. Hij betoogt dat als er een God is, hij onverschillig staat voor menselijk lijden of alleen maar speelt met het leven van mensen zonder rekening te houden met hun worstelingen. Dit weerspiegelt een diep gevoel van frustratie en desillusie met traditionele religieuze overtuigingen.
Yossarian's visie kenmerkt God als een onzorgvuldige figuur, waarbij het gemeenschappelijke geloof in een medelevende godheid wordt afgewezen. Hij beschouwt God als incompetent en niet -betrokken en vergelijkt Hem met een dwaze, niet -geavanceerde rustiek. Dit perspectief benadrukt de absurditeit en chaos van de wereld om hem heen en onthult een diepgaand gevoel van existentiële angst te midden van de gruwelen van oorlog.