Want hier gaat het om: eerlijkheid interesseert ons hier niets. Wij zijn soldaten. Soldaten geven de ander geen sportieve kans. Soldaten schieten in de rug, leggen vallen en hinderlagen, liegen tegen de vijand en overtreffen de andere klootzak elke kans die ze krijgen. Jouw soort moord werkt alleen onder burgers. En jij was te eigenwijs, te dom, te krankzinnig om het te beseffen.
(Because here's the thing―we don't give a shit about fairness here. We're soldiers. Soldiers do not give the other guy a sporting chance. Soldiers shoot in the back, lay traps and ambushes, lie to the enemy and outnumber the other bastard every chance they get. Your kind of murder only works among civilians. And you were too cocky, too stupid, too insane to realize it.)
Het fragment benadrukt de meedogenloze aard van soldaten en contrasteert hun acties met die van burgers. Het suggereert dat de realiteit van oorlogvoering verstoken is van begrippen als eerlijkheid; in plaats daarvan moeten soldaten tactieken gebruiken die de overwinning op alle mogelijke manieren verzekeren, zoals hinderlagen en bedrog. Dit perspectief benadrukt een pragmatisch begrip van conflicten waarbij morele overwegingen ondergeschikt zijn aan overleven en succes.
De spreker bekritiseert een vijand omdat hij de wreedheid van oorlog onderschat door naïef vast te houden aan een eergevoel. Het impliceert dat de houding van de vijand een risico is, omdat deze voorbijgaat aan de strategische mentaliteit die vereist is in gevechtssituaties. Uiteindelijk weerspiegelt de passage een harde waarheid over de morele complexiteit van oorlogvoering, waarbij de regels voor betrokkenheid enorm verschillen van die in het burgerleven.