beweert niet hartstochtelijk dat het de voorkeur heeft om dapper de dood te onder ogen zien terwijl het staat dan onderdanig op je knieën te overleven. Zijn overtuiging weerspiegelt een romantisch ideaal over eer en weerstand, met zijn jeugdige ijver. De zin belichaamt een klassieke strijd voor waardigheid en moed in het licht van onderdrukking.
Omgekeerd suggereert de reactie van de oudere man een ander perspectief, met de nadruk op de waarde van het leven zelf, ongeacht iemands houding. Hij gelooft dat het handhaven van het leven, zelfs in een minder waardige houding, een grotere betekenis heeft dan de nobele daad van sterven. Deze uitwisseling illustreert de spanning tussen idealisme en pragmatisme in hun opvattingen over bestaan en veerkracht.