In een minderheid zijn, zelfs in een minderheid van één, werd je niet boos. Er was waarheid en er was onwaar, en als je vasthield aan de waarheid, zelfs tegen de hele wereld, was je niet boos.
(Being in a minority, even in a minority of one, did not make you mad. There was truth and there was untruth, and if you clung to the truth even against the whole world, you were not mad.)
In de roman '1984' van George Orwell speelt het concept van waarheid een cruciale rol in de strijd van de hoofdrolspeler tegen onderdrukkende maatschappelijke normen. De bewering dat een minderheid zijn, zelfs wanneer alleen, niet betekent dat waanzin het belang benadrukt om vast te houden aan iemands overtuigingen en begrip van de realiteit, ongeacht de externe druk. Het benadrukt het idee dat persoonlijke overtuiging duidelijkheid kan bieden te midden van wijdverbreide verwarring en leugens.
Dit citaat weerspiegelt het bredere thema van het boek, waar de heersende partij de waarheid voortdurend manipuleert. De strijd van de hoofdrolspeler tegen deze manipulatie onderstreept de waarde van individuele gedachte en integriteit. Door te suggereren dat het vasthouden aan de waarheid een teken van gezond verstand is, pleit Orwell voor de moed om vast te staan in iemands overtuigingen, zelfs als ze worden geconfronteerd met overweldigende oppositie.