Catch-22 bestond niet, hij was daar positief van, maar het maakte geen verschil. Wat er toe deed, was dat iedereen dacht dat het bestond, en dat was veel erger, want er was geen object of tekst om belachelijk te maken of te weerleggen, te beschuldigen, te bekritiseren, aan te vallen, aan te vallen, aan te passen, te haten, te haten, te spuwen, te scheuren tot flarden, vertrappen of verbranden.
(Catch-22 did not exist, he was positive of that, but it made no difference. What did matter was that everyone thought it existed, and that was much worse, for there was no object or text to ridicule or refute, to accuse, criticize, attack, amend, hate, revile, spit at, rip to shreds, trample upon or burn up.)
In Joseph Heller's roman "Catch-22" worstelt de hoofdrolspeler met het concept van een paradoxale regel die het leven van soldaten regeert. Hoewel de hoofdpersoon zeker is dat deze regel, bekend als catch-22, slechts een illusie is, ligt de kracht ervan in het wijdverbreide geloof in zijn bestaan. Deze alomtegenwoordige acceptatie creëert een formidabel obstakel dat niet gemakkelijk kan worden uitgedaagd of afgewezen.
Het echte probleem is het ontbreken van een tastbaar element om te confronteren of tegen te argumenteren. De afwezigheid van een concrete definitie of een specifiek doelwit laat individuen machteloos, omdat ze hun frustraties of kritiek op iets tastbaars niet kunnen richten. Dit weerspiegelt een dieper commentaar op het willekeurige karakter van regels en de impact van collectief geloof op individuele acties en gedachten.