Zelfs voordat zijn ogen begonnen te falen, liet hij zijn secretaresses hem voorlezen, en dan las hij geen andere manier vanwege de ergernis die bril hem veroorzaakte. Maar zijn interesse in wat hij las, daalde tegelijkertijd, en zoals altijd schreef hij dit toe aan een oorzaak buiten zijn controle. "Het feit is dat er steeds minder goede boeken zijn", zou hij zeggen.
(Even before his eyes began to fail he had his secretaries read to him, and then he read no other way because of the annoyance that eyeglasses caused him. But his interest in what he read was decreasing at the same time, and as always he attributed this to a cause beyond his control."The fact is there are fewer and fewer good books," he would say.)
De hoofdrolspeler, ondanks het aanvankelijk genieten van literatuur, merkt dat hij op secretaresses vertrouwt om te lezen vanwege zijn falende gezichtsvermogen en zijn ongemak met een brillen. Deze verschuiving weerspiegelt een verdiepende terugtrekking van lezen, wat correleert met een afnemende interesse in de beschikbare inhoud.
Hij gelooft dat zijn afnemende enthousiasme voor boeken voortkomt uit externe factoren, met name het betreuren van dat er "minder en minder goede boeken" zijn. Dit perspectief benadrukt een groter commentaar op de kwaliteit van de literatuur en de impact ervan op de leeservaring.