Iedereen was altijd erg vriendelijk tegenover hem, en niemand was ooit erg aardig; Iedereen sprak met hem en niemand zei ooit iets.
(Everyone was always very friendly toward him, and no one was ever very nice; everyone spoke to him, and no one ever said anything.)
Het citaat van Joseph Heller's "Catch-22" benadrukt een schril contrast tussen oppervlakkige vriendelijkheid en oprechte vriendelijkheid. Het suggereert dat hoewel mensen uiterlijk vriendelijkheid kunnen uiten door met hem te spreken, hun interacties niet in staat zijn om inhoud en oprechtheid te hebben. Deze dualiteit onderstreept de paradoxen die vaak worden gevonden in sociale interacties, vooral in de context van oorlog en bureaucratie die in de roman worden afgebeeld.
De observatie weerspiegelt een breder commentaar op menselijke relaties, waar verschijningen kunnen misleiden. Het roept vragen op over de aard van de communicatie en het verschil tussen beleefdheid en authentieke bezorgdheid en benadrukt hoe individuen zich geïsoleerd kunnen voelen, ondanks dat ze door anderen omringd zijn. Dit omvat de absurditeit en ironie die het werk van Heller doordringt.