Ik heb gesmeekt en ze heeft niet geantwoord. De walvissen zwemmen diep in mij en ze helpt niet. Ik heb hulp nodig. Alle monsters ter wereld bevinden zich in mij in plaats van buiten mij. Ik ben bedrogen en in de val gelokt en ze zitten binnen mijn muren, niet buiten mijn muren, bij mij en zij wil me niet helpen. Als ik niet meer aan een spier denk, trilt hij. Als ik stop met aan een angst te denken, springt die op mij af. Ik ben aan het verdrinken, maar het meer wordt steeds dieper en dieper en dieper en ik weet niet hoe ik eruit moet komen, de muren gaan voor altijd omhoog en ik kan er niet overheen klimmen en ik kan er niet doorheen breken en ze wil niet met me praten.
(I have begged and she hasn't answered. The whales are swimming deep inside me and she doesn't help. I need help. All the monsters in the world are inside me instead of outside me. I've been tricked and trapped and they are inside my walls not outside my walls inside with me and she won't help me. When I stop thinking about a muscle it shakes. When I stop thinking about a fear it leaps at me. I'm drowning but the lake keeps getting deeper and deeper and deeper and I don't know how to get out the walls go up forever and I can't climb over and I can't break through and she won't talk to me.)
De verteller drukt diepe emotionele onrust uit, hij voelt zich verlaten en gevangen in hun strijd. Ze smeken om hulp van iemand die niet meer reageert, waardoor hun wanhoop nog groter wordt. De beelden van walvissen die erin verblijven symboliseren het gewicht van hun angsten en zorgen, waarbij de nadruk wordt gelegd op een gevoel van interne chaos in plaats van externe bedreigingen. Ze verwoorden het gevoel overweldigd te zijn door hun innerlijke demonen, waaraan ze niet kunnen ontsnappen, omdat de muren die ze zelf hebben gemaakt hen dieper in hopeloosheid opsluiten.
Deze interne strijd wordt afgeschilderd als een verdrinkingservaring, waarbij elke poging om hun angsten te verlichten deze alleen maar lijkt te versterken. Met elk moment van introspectie stijgt de druk en lijken de muren van hun wanhoop onoverkomelijk. De verteller heeft het gevoel dat hun smeekbeden niet worden gehoord, waardoor ze geïsoleerd en hulpeloos achterblijven terwijl ze alleen tegenover hun monsters staan. In deze aangrijpende reflectie leggen ze de pijnlijke strijd vast tussen het zoeken naar hulp en het gevoel gevangen te zitten in hun eigen geest.