Het citaat weerspiegelt een grappig en verrassend incident, verteld door de personages Virgil en Morton. Morton herinnert zich een moment waarop hij iemand uit het raam gooide, een term die hij omschrijft als 'defenestratie'. Ondanks dat hij destijds dronken was, kreeg hij te maken met de gevolgen van de politie, die zijn dronkenschap niet als een geldig excuus zag. De humor schuilt in de combinatie van de ernst van de daad en de luchthartige oneerbiedigheid waarmee hij erover praat.
De nasleep van de defenestratie, die resulteerde in een ernstig gewonde persoon die op een Prius belandde, voegt een laagje absurditeit toe. Virgils verbazing over deze vreemd specifieke gebeurtenis – de zogenaamde ‘defenestratie van Nieuw Praag’ – geeft de surrealistische mix van geweld en humor weer die hun gesprek kenmerkt. Het illustreert hoe gedenkwaardige en onconventionele incidenten een blijvende indruk kunnen achterlaten, zelfs als ze gepaard gaan met aanzienlijke gevolgen.