Het citaat weerspiegelt een diep gevoel van schaamte en spijt, waarbij de strijd van interne conflicten wordt weergegeven. De spreker erkent dat ze in hun inspanningen om taai te zijn op zichzelf, per ongeluk die hardheid op een andere, vermoedelijk iemand waar ze om geven, geprojecteerd. Dit inzicht benadrukt de emotionele onrust die kan voortkomen uit zelfspuiting.
Bovendien is het idee dat we de bijkomende schade van ons eigen lijden mogelijk niet herkennen. Het dient als een herinnering dat onze spijt ons kan verblinden, waardoor we de mensen om ons heen schaden terwijl we worstelen met onze eigen schuldgevoelens en verdriet. Deze onderlinge verbondenheid van emoties benadrukt het belang van begrip en compassie tegenover zowel onszelf als anderen.