In de jaren 1860 konden leiders in de katoenproducerende zuidelijke staten de naderende veranderingen door technologische vooruitgang niet erkennen. Ze kozen ten onrechte ervoor om oorlog te voeren om de instelling van slavernij te handhaven, die sterk afhankelijk was van handarbeid, vergelijkbaar met die van oude beschavingen. Hun beslissing was gebaseerd op een afhankelijkheid van verouderde methoden, het negeren van de onvermijdelijke verschuiving naar efficiëntie en mechanisatie die al aan de horizon was.
Deze misrekening benadrukt de gevaren van het niet in staat zijn om belangrijke trends in de samenleving waar te nemen. De poging om vast te houden aan een stervend systeem van bendearbeid bleek zinloos, omdat de 'verloren zaak' al gedoemd was voordat het zelfs begon. Uiteindelijk illustreert deze weigering om zich aan te passen aan vooruitgang hoe kostbare onwetendheid kan zijn in leiderschap en besluitvorming tijdens cruciale historische momenten.