In de zomer van 1776 was de gemiddelde Britse soldaat 28 jaar oud met zeven jaar ervaring in het leger. De gemiddelde Amerikaanse soldaat was 20 en kende het militaire leven slechts zes maanden.
(In the summer of 1776, the average British soldier was 28 years old with seven years experience in the Army. The average American soldier was 20 and had known military life for only six months.)
In de zomer van 1776 was er een merkbare leeftijd en ervaringskloof tussen Britse en Amerikaanse soldaten. Britse soldaten waren meestal gemiddeld ongeveer 28 jaar oud en hadden ongeveer zeven jaar militaire ervaring, als gevolg van hun al lang bestaande professionele leger. Deze ervaring heeft waarschijnlijk bijgedragen aan hun gevechtseffectiviteit en tactische kennis tijdens conflicten.
Daarentegen waren de Amerikaanse soldaten aanzienlijk jonger, met een gemiddelde leeftijd van 20 en slechts zes maanden militaire ervaring. Dit gebrek aan ervaring onder Amerikaanse troepen was een opmerkelijke factor in de revolutionaire oorlog, wat de uitdagingen benadrukte waarmee ze tegenover een meer doorgewinterd Brits leger werden geconfronteerd. Joseph J. Ellis, in zijn boek "Revolutionary Summer: The Birth of American Independence" illustreert deze ongelijkheid in een kritieke periode van de Amerikaanse geschiedenis.