In 1979, tijdens een basketbalspel aan de Brandeis University, zingt de studentensectie hartstochtelijk: "We zijn nummer één!" Temidden van de opwinding staat Morrie op, verward door de ijver omdat hij de eerste is. Hij twijfelt aan de menigte door luid de waarde van het tweede te zijn, waardoor ze onmiddellijk stoppen aan hun gejuich. Zijn onverwachte onderbreking laat de studenten tijdelijk verbluft terwijl ze zijn woorden verwerken.
De verklaring van Morrie benadrukt een diepgaande les over individualiteit en eigenwaarde. In plaats van de meedogenloze drang voor concurrentie en superioriteit na te streven, pleit hij voor het erkennen van de betekenis van trouw zijn aan zichzelf en het omarmen van alle posities in het leven. Zijn glimlach betekent een rustige overwinning, omdat hij wijsheid geeft die maatschappelijke normen uitdaagt. Dit moment bevat het perspectief van Morrie op het prioriteren van persoonlijke tevredenheid boven maatschappelijke onderscheidingen.