Het leven is kort, dacht hij. Kunst, of iets niet het leven, is lang, strekt zich eindeloos uit, zoals betonnen worm. Plat, wit, losgemaakt door een doorgang erover of erover. Hier sta ik. Maar niet langer. Hij nam de kleine doos en legde het Edfrank -sieradenstuk weg in zijn jaszak.
(Life is short, he thought. Art, or something not life, is long, stretching out endless, like concrete worm. Flat, white, unsmoothed by any passage over or across it. Here I stand. But no longer. Taking the small box, he put the Edfrank jewellery piece away in his coat pocket.)
In deze passage reflecteert het personage op de beknoptheid van het leven in vergelijking met de blijvende aard van de kunst, die hij vergelijkt met een lang, plat en ongeraffineerd stuk beton. Deze contemplatie onthult een gevoel van existentieel bewustzijn, omdat hij erkent dat hoewel het leven vluchtig is, kunst het vermogen heeft om voor onbepaalde tijd uit te strekken, momenten vast te leggen buiten hun tijdelijke bestaan.
Als hij tot...