In Joseph Heller's "Catch-22" komt de hoofdrolspeler een vrouw tegen die aanzienlijke macht over mannen uitoefent en hun zelfvertrouwen en eigenwaarde ondermijnt. Haar vermogen om ze te manipuleren en weg te gooien, laat blijvende emotionele littekens achter, waardoor introspectie en spijt ontstaat. Deze niet -aflatende cyclus van objectivering benadrukt de destructieve effecten van oppervlakkige relaties en de kwetsbaarheden die inherent zijn aan mannelijke ego's.
Het citaat illustreert een breder thema van de roman, gericht op de absurditeit van oorlog en menselijke relaties. Het reflecteert op hoe mensen zowel krachtig als machteloos kunnen zijn, wat leidt tot gevoelens van schaamte en zelfhaat. Heller gebruikt dit personage om commentaar te geven op de complexiteit van menselijke interacties en de vaak pijnlijke gevolgen van verlangen en afwijzing.