Het hart is zeker geen passende plek om haat te huisvesten. Maar waar is zijn plaats? Ik weet het niet. Dat is een van de onbekenden van het universum. Het lijkt erop dat de God echt genot is om dingen te verpesten, omdat ze geen bepaalde plek hebben geschapen om haat te huisvesten, hebben ze eeuwige chaos uitgelokt. Haat ons voor altijd op zoek naar een toevluchtsoord, porren zijn neus waar het niet zou moeten, sites overnemen voor anderen, die steevast liefde dwingen.
(Surely the heart is not a fitting place to house hatred. But where is its place? I don't know. That is one of the universe's Unknowns. It would seem that the God's truly delight in messing things up, for in not having created a particular spot to house hatred, they have provoked eternal chaos. Hatred us forever hunting down a refuge, poking it's nose where it shouldn't, taking over sites reserved for others, invariably forcing out love.)
De passage reflecteert op het concept van haat en zijn onverenigbare aard met liefde, wat suggereert dat het hart geen geschikte woning is voor dergelijke negativiteit. De auteur drukt onzekerheid uit over waar haat echt thuishoort, wat aangeeft dat dit gebrek aan duidelijkheid een van de mysteries van het bestaan is. De afwezigheid van een aangewezen plaats voor haat leidt tot verwarring en verstoring van menselijke emoties en relaties.
haat wordt...