Het christendom van de boeren waarmee Farmer sprak, verschilde aanzienlijk van reguliere interpretaties. Het werd gekenmerkt door een collectieve overtuiging dat de samenleving hen ten onrechte behandelde, wat leidde tot een overtuiging dat iemand, misschien een goddelijke figuur, zich bewust was van hun worstelingen en onrechtvaardigheden. Dit geloof gaf hen een gevoel van hoop en solidariteit in het licht van tegenspoed.
Dit perspectief van geloof onder de boeren weerspiegelt een dieper begrip van hun situatie en de onrechtvaardigheden waarmee ze werden geconfronteerd. Het is een standpunt dat goddelijkheid ziet als een pleitbezorger voor hun lijden, wat suggereert dat hun worstelingen niet onopgemerkt zijn en dat gerechtigheid in een of andere vorm zal zegevieren. De gedeelde overtuiging onder de gemeenschap voegt een laag veerkracht en doel toe aan hun leven.