De kerk, die onder de grafstenen hurkte als een natte moeder Dodo, was op verschillende tijdstippen Presbyteriaans, congregationalistisch, unitair en universeel apocalyptisch geweest. Het was nu de kerk van God het uiterst onverschillige.
(The church, which squatted among the headstones like a wet mother dodo, had been at various times Presbyterian, Congregationalist, Unitarian, and Universally Apocalyptic. It was now the Church of God the Utterly Indifferent.)
De kerk beschreven in Kurt Vonnegut Jr.'s "The Sirens of Titan" heeft een enigszins vervallen aanwezigheid, die lijkt op een onverzettelijk wezen tussen de grafstenen. De geschiedenis ervan weerspiegelt een reeks veranderingen in denominatie, van Presbyteriaans en Unitarian tot iets existentalenters, wijzend op een breder commentaar op geloofssystemen in de loop van de tijd.
Nu identificeert de kerk als de kerk van God de uiterst onverschillige, symboliseert de kerk een afwijking van traditionele religieuze ijver naar een meer apathisch perspectief op spiritualiteit en bestaan. Deze verschuiving onderstreept Vonnegut's verkenning van thema's zoals betekenis, identiteit en de aard van het geloof in een schijnbaar onverschillig universum.