In deze passage benadrukt Tolstoy het belang van ruimdenkendheid bij het begrijpen van complexe onderwerpen. Hij beweert dat zelfs de meest uitdagende onderwerpen kunnen worden begrepen door iemand die hen benadert zonder vooropgezette noties. Dit suggereert dat een nieuw perspectief een beter begrip mogelijk maakt, omdat de geest niet wordt gehinderd door eerdere overtuigingen of veronderstellingen.
Omgekeerd waarschuwt Tolstoy dat, ongeacht hoe intelligent een individu mogen zijn, als hij overtuigd is van zijn eigen begrip, ze zullen moeite hebben om iets nieuws te leren. Dit wijst op de cognitieve vooringenomenheid die persoonlijke groei en kennisverwerving kan belemmeren. Het is een oproep tot nederigheid en de bereidheid om te heroverwegen wat we denken dat we weten, wat essentieel is voor echt begrip en leren.