De enige die bij de aalmoezenier in zijn open plek in het bos woonde, was korporaal Whitcomb, zijn assistent. Korporaal Whitcomb, een atheïst, was een ontevreden ondergeschikte die vond dat hij het werk van de kapelaan veel beter kon doen dan de aalmoezenier het deed en daarom als een kansarme slachtoffer van sociale ongelijkheid beschouwde.
(The only one who lived with the chaplain in his clearing in the woods was Corporal Whitcomb, his assistant. Corporal Whitcomb, an atheist, was a disgruntled subordinate who felt he could do the chaplain's job much better than the chaplain was doing it and viewed himself, therefore, as an underprivileged victim of social inequity.)
In Joseph Heller's Catch-22 deelt de kapelaan zijn afgelegen bosruimte met korporaal Whitcomb, zijn assistent. Whitcomb, die niet in God gelooft, hoort over de aalmoezenier en voelt dat hij zijn plichten effectiever zou kunnen uitvoeren. Deze onvrede leidt hem ertoe zich als een slachtoffer van oneerlijke omstandigheden binnen de militaire hiërarchie te beschouwen.
De dynamiek tussen de kapelaan en Whitcomb onderstreept de thema's van frustratie en de strijd tegen waargenomen sociaal onrecht. Whitcombs gevoelens van ontoereikendheid stimuleren zijn cynische wereldbeeld, wat de complexiteit van autoriteit en geloof in de chaos van oorlog benadrukt.