De auteur reflecteert op het veranderende landschap van humor en zijn relatie met ongeluk. Hij gelooft dat veel van humor geworteld is in de ongelukkige ervaringen van anderen, maar hedendaagse maatschappelijke normen hebben het steeds moeilijker gemaakt om grapjes over dergelijke onderwerpen te maken. Deze verschuiving wordt toegeschreven aan individuen die het op zich nemen om de gevoelens van anderen te beschermen, waardoor een omgeving wordt gecreëerd waar iedereen iets lijkt te hebben waar ze beledigd door kunnen zijn.
Dit landschap, voelt hij, onderdrukt het potentieel om te lachen omdat het de openheid dempt die nodig is om komische onderwerpen te verkennen. Hij suggereert dat de overvloed aan gevoeligheden die tegenwoordig aanwezig zijn, weinig ruimte laat voor luchthartigheid, waardoor uiteindelijk de traditionele rol van humor in de samenleving wordt betwist. In wezen lijkt het streven naar vreugde door komedie gehinderd door een hyper-focus over gevoeligheid, die de essentie van humor zelf kan overschaduwen.