Het werk van John Dos Passos benadrukt de groeiende economische ongelijkheid in de samenleving in de vroege 20e eeuw. De kloof tussen de welgestelde en de verarmde verbreedde, waardoor kleine boeren moeite hebben om te overleven en arbeiders lange uren werken voor minimale lonen. Deze situatie onderstreept hoe rijkdom en macht werden geconcentreerd onder de rijken, waardoor een landschap ontstond waar hun belangen de sociale en economische structuren domineerden.
Het verhaal illustreert een grimmige realiteit waar de wetten en handhavingssystemen de rijken geven. Naarmate de winst voornamelijk naar de rijken stroomde, stonden degenen onderaan te maken met toenemende ontberingen, hetgeen een systemische ongelijkheid suggereerde die de arbeidersklasse marginaliseerde. Deze kritiek reflecteert op de bredere sociale onrechtvaardigheden en het falen van een systeem dat prioriteit geeft aan de accumulatie van rijkdom boven een billijke behandeling voor alle burgers.