Er is niets mysterieus aan, hij werkt helemaal niet. Hij speelt. Of anders is hij ons helemaal vergeten. Dat is het soort God waar jullie over praten, een country bumpkin, een onhandige, knobbelige, hersenloze, verwaande, ongewenste hooizaad. Goede God, hoeveel eerbied kunt u hebben voor een opperwezen die het nodig vindt om fenomenen op te nemen als slijm en tandbederf in zijn goddelijke scheppingssysteem? Wat in de wereld was door die kromgetrokken, kwade, scatologische geest van de zijne toen hij oude mensen van de macht beroofde om hun stoelgang te beheersen? Waarom heeft hij in de wereld ooit pijn gecreëerd?
(There's nothing mysterious about it, He's not working at all. He's playing. Or else He's forgotten all about us. That's the kind of God you people talk about, a country bumpkin, a clumsy, bungling, brainless, conceited, uncouth hayseed. Good God, how much reverence can you have for a Supreme Being who finds it necessary to include such phenomena as phlegm and tooth decay in His divine system of Creation? What in the world was running through that warped, evil, scatological mind of His when He robbed old people of the power to control their bowel movements? Why in the world did He ever create pain?)
In Joseph Heller's "Catch-22" drukt de verteller frustratie en ongeloof uit over de aard van God. Hij karakteriseert God als schijnbaar verwaarloosd, hem vergelijkbaar met een dwaze en eenvoudige figuur die ofwel bezig is met triviale zaken of volledig onwetend van menselijk lijden. Deze perceptie daagt de traditionele eerbied uit die vaak wordt geassocieerd met een godheid, wat suggereert dat als God bestaat, zijn creaties raadselachtig en gebrekkig zijn.
De verteller twijfelt aan de logica achter Gods ontwerp, met name wijst op het bestaan van kwalen en beperkingen die de mensheid treffen, zoals veroudering, pijn en lichamelijke functies die mis zijn. Deze kritiek onthult een diep cynisme over goddelijke intentie en de algemene betekenis van het bestaan, en benadrukt de absurditeit die hij waarneemt in de manier waarop het leven zich ontvouwt onder een verondersteld alomtegenwoordig wezen.