Het citaat suggereert dat mensen een aangeboren neiging hebben om mysterieuze en fantastische ideeën te overwegen, vooral tijdens de nacht. In de duisternis, wanneer onbekende geluiden ontstaan, wordt het voor de geest gemakkelijker om in het rijk van het onbekende te dwalen. Dit weerspiegelt een universele ervaring van eenzaamheid en nieuwsgierigheid die zich vaak voordoet wanneer we ons in onzekere situaties bevinden.
Dit idee benadrukt de tijdloze fascinatie...