Deze passage beschrijft een stad die veerkrachtig is tegen harde oostelijke winden, die zijn unieke karakter benadrukt. Het wordt afgebeeld als een plek met kronkelende geplaveide straten en imposante pilaren, wat een mix van schoonheid en kracht suggereert. De beelden van donkere nachten verlicht door kaarslicht roept een gevoel van warmte en intimiteit op, wijst naar de rijkdom en diepte van de gemeenschap.
Bovendien wordt de stad afgebeeld als een hub van intellect, wat suggereert dat de inwoners de kennis en het doordachte discours waarderen. Deze setting creëert een sfeer die niet alleen pittoresk is, maar ook intellectueel stimulerend, en nodigt lezers uit om na te denken over het samenspel tussen de fysieke omgeving en het nastreven van ideeën.